Maatregelen BTW & Accijns

20 september 2017

Aanscherping definitie geneesmiddel 

Door een uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2016 vallen ook producten, zoals tandpasta en zonnebrandmiddel onder het verlaagd 6% btw-tarief voor geneesmiddelen. Als gevolg hiervan worden ook andere producten in onder meer de cosmetische sfeer belast met het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan zelfzorgmiddelen zoals middelen tegen acne, blaasontsteking, brandend maagzuur, keelpijn, verkoudheid en verstopte neus. Omdat de uitspraak van de Hoge Raad de uitvoering en handhaving van het verlaagde tarief door de Belastingdienst aanzienlijk heeft gecompliceerd, wil het kabinet de definitie van geneesmiddelen aanscherpen. Dit wordt bereikt door de definitie van een geneesmiddel in overeenstemming te brengen met de op basis van de Geneesmiddelenwet als geneesmiddel erkende en geregistreerde producten met een (voorwaardelijke) handelsvergunning of expliciete vrijstelling daarvan. Het verschil tussen een reguliere en een voorwaardelijke vergunning is overigens alleen dat de vergunninghouder de aanvullende opdracht heeft om nog aanvullende studies te doen op het gebied van veiligheid of werkzaamheid.

Tip: Een schorsing van een handelsvergunning zal niet leiden tot een tariefswijziging in de btw. Tijdens een schorsing is het immers verboden om het geneesmiddel in de handel te brengen, en dus vindt er ook geen btw-belastbare transactie plaats. Als de handelsvergunning na de tijdelijke schorsing wordt voortgezet, geldt het 6% btw-tarief. Wordt de handelsvergunning na de tijdelijke schorsing ingetrokken, dan geldt het 21% btw-tarief.

Nieuwe btw-aansprakelijkheidsbepaling 

Pand- of hypotheekhouders kunnen zowel binnen als buiten een faillissement een zaak verkopen en tot uitwinning overgaan. Executanten, die beschikken over een executoriale titel, kunnen eveneens een zaak door een gerechtsdeurwaarder laten verkopen en zich op de opbrengst verhalen. De opbrengst mogen zij afboeken op de openstaande vordering. De opbrengst van een verkochte zaak omvat echter ook het gedeelte van het door de koper betaalde bedrag, dat betrekking heeft op de ter zake van de levering verschuldigde btw. Omdat de ondernemer, die al failliet is, of in betalingsproblemen verkeert, meestal niet in staat is de verschuldigde btw te betalen, blijft de fiscus achter met een onverhaalbare btw-schuld. Daarom wil het kabinet pand- of hypotheekhouders en executanten, die zich hebben verhaald op het door de koper betaalde bedrag aansprakelijk stellen voor het bedrag dat ter zake van de levering aan btw is verschuldigd. De plicht tot het betalen van de omzetbelasting blijft rusten op de verkoper, alleen bij niet-betalen kan de Belastingdienst de koper aanspreken. Het betreft hier situaties waarin de verleggingsregeling niet van toepassing is.

Let op! De nieuwe aansprakelijkheidsbepaling zal niet gelden voor executanten binnen een faillissement. Binnen faillissement gaat het uitsluitend om pand- en hypotheekhouders. Denk hierbij aan leeg(verkoop) van resterende producten, waaronder voorraden.

Onderzoek in meer ‘plaatsen’ 

Onder de huidige wetgeving kan de inspecteur alleen onderzoek verrichten in accijnsgoederenplaatsen en plaatsen die onderworpen zijn aan beperkende bepalingen. De inspecteur kan voor de accijnsheffing geen onderzoek verrichten in bijvoorbeeld een opslagloods, die geen accijnsgoederenplaatsen is of geen plaats is die is onderworpen aan beperkende bepalingen. Het kabinet vindt dat de inspecteur ook in dergelijke plaatsen onderzoek moet kunnen verrichten, als het vermoeden bestaat dat daar goederen aanwezig zijn die voor accijnsheffing relevant zijn. Daarom wordt voorgesteld de bevoegdheid van de inspecteur uit te breiden tot alle gebouwen en alle grond waartoe op basis van de AWR toegang moet worden verleend.

Tip: De inspecteur mag voor de accijnsheffing geen onderzoek verrichten in woningen.

Einde landbouwregeling per 2018

Zoals aangekondigd in september 2016 door het ministerie van Economische Zaken worden de  btw-landbouwregeling en het landbouwforfait per 1 januari 2018 afgeschaft. Daarnaast vervalt ook het verlaagd tarief voor goederen en diensten die (nagenoeg) uitsluitend aan landbouwers worden geleverd.  Voor landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers (hierna landbouwers) gaan met ingang van 1 januari 2018 de normale btw-regels gelden. Dat betekent dat alle landbouwers een btw-administratie moeten gaan bijhouden en periodiek aangifte moeten gaan doen. Wel hebben zij straks recht op btw-aftrek.

Tip: Vanaf 1 januari 2018 gelden voor de landbouwer de algemene btw-regels. Hij zal wel alsnog in aanmerking willen komen voor de niet genoten aftrek met betrekking tot:

  • investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 al in gebruik zijn genomen; en
  • goederen en diensten (inclusief investeringsgoederen) die op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen.

Voor deze herzieningsgevallen is voorzien in een overgangsregeling.