Heffingskorting buitenlandse werknemer
Onder de huidige wetgeving zijn de via de loonheffing verleende heffingskortingen voor een groep buitenlands belastingplichtigen hoger dan de heffingskortingen waarop zij in de inkomstenbelasting recht op hebben. Het teveel verrekende bedrag moeten zij dan via de inkomstenbelasting terugbetalen. Daarom wordt voorgesteld om via de loonheffing bij buitenlands belastingplichtigen:
- die wonen in de EU/EER/Zwitserland/BES-eilanden, alleen rekening te houden met het belastingdeel van de arbeidskorting;
- die woonachtig zijn buiten de EU/EER/Zwitserland/BES-eilanden helemaal geen rekening te houden met heffingskortingen.
Let op! Deze aanpassingen treden pas in werking met ingang van 2019.
Let op! Bij de voorgestelde wijziging wordt geen onderscheid gemaakt tussen kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen en niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen. Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen moeten via de inkomstenbelasting het belastingdeel van andere heffingskortingen waar zij recht op hebben (bijv. algemene heffingskorting, alleenstaande ouderkorting) geldend maken.
Mededeling S&O-verklaring gezamenlijk
Een inhoudingsplichtige moet op grond van de huidige Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) per afgegeven S&O-verklaring een mededeling aan de Minister van Economische Zaken doen. De mededeling betreft uitsluitend het in het betreffende kalenderjaar aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O) bestede uren en gerealiseerde kosten en uitgaven. Het kabinet stelt voor dat een inhoudingsplichtige geen mededeling meer hoeft te doen per S&O-verklaring afzonderlijk. De mededelingen over alle in een kalenderjaar afgegeven S&O-verklaringen kunnen gezamenlijk worden gedaan.
Let op! Er mogen in de mededeling geen uren, kosten en uitgaven worden meegenomen die eerder zijn gemaakt dan in de periode waarvoor de S&O-verklaring is afgegeven.
Niet-uitvoerende bestuurders
Op dit moment zijn niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap fictief in dienstbetrekking volgens de Wet op de loonbelasting 1964. Het kabinet stelt voor dit af te schaffen. Dit heeft tot gevolg dat de beursgenoteerde vennootschap waar de niet-uitvoerende bestuurder werkt, deze bestuurder niet meer hoeft op te nemen in de loonadministratie.
Voor andere bestuurders wijzigt er overigens niets ten aanzien van de Wet op de loonbelasting:
- Niet-uitvoerende bestuurders van een niet-beursgenoteerde vennootschap blijven buiten de loonbelasting.
- Uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap of niet-beursgenoteerde vennootschap blijven onder de loonbelasting vallen.
Let op! De niet-uitvoerende bestuurder moet zelf na afloop van het kalenderjaar aangifte doen voor de inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet.
Tip: Het onderscheid tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders blijkt uit het Handelsregister.
SVB en alleenstaande ouderenkorting
Op grond van de huidige regels kan bij de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen de alleenstaande ouderenkorting alleen worden toegepast als de alleenstaande oudere een AOW-uitkering ontvangt en de standaardloonheffingskorting toepast op de uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De voorgestelde wijziging regelt dat de SVB de alleenstaande ouderenkorting ook mag toepassen op de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen bij alleenstaande ouderen die geen AOW-uitkering ontvangen omdat zij niet minimaal één kalenderjaar verzekerd waren voor de AOW. De alleenstaande moet dan wel de standaardloonheffingskorting laten toepassen door de SVB.
Tip: Deze alleenstaande ouderen hoeven dan geen aangifte inkomstenbelasting meer te doen om de alleenstaande ouderenkorting te gelde te maken.
Rekenregel excessieve vertrekvergoeding
Als het toetsloon van een werknemer op jaarbasis meer is dan € 540.000 (cijfer 2017), moet de inhoudingsplichtige bij het einde van diens dienstbetrekking bepalen of sprake is van een excessieve vertrekvergoeding. Als dat zo is, is de werkgever pseudo-eindheffing verschuldigd. Met behulp van een rekenregel wordt vastgesteld of sprake is van een excessieve vertrekvergoeding. Op de rekenregel geldt een uitzondering voor bepaalde aandelenoptierechten van de werknemer op aandelen in de werkgever. Deze uitzondering ziet op vóór het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking met de werknemer is beëindigd:
- onvoorwaardelijk toegekende aandelenoptierechten;
- onvoorwaardelijk geworden voorwaardelijk toegekende aandelenoptierechten.
Omdat de uitzondering ten aanzien van de laatste variant niet voldoende in de wet tot uitdrukking is gebracht, wordt de wettekst op dit punt verduidelijkt.