Uitspraak: Bestrijding Offshore-structuren: vestigingsplaats

11 april 2018

Een naar Nederlands recht opgerichte beleggingsvennootschap is met haar enig aandeelhouder woonachtig in Nederland. Het belegde vermogen bestond uit € 35 miljoen effecten. De bedoeling was om de vestigingsplaats over te brengen naar Singapore om met behulp van een in Singapore gevestigd trustkantoor tot (formele) bestuurder te benoemen. Volgens de Hoge Raad is van doorslaggevende betekenis dat er sprake was van ‘management on instruction’. Daarbij werd in aanmerking genomen dat:

  • een bepaling in de statuten inhoudende dat machtiging of goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders is vereist voor onder meer bestuursbesluiten strekkende tot het doen van investeringen waarvan het belang of de waarde voor de vennootschap een bedrag van €4540 te boven gaat;
  • de wijze waarop belanghebbende in de periode vóór de formele wijziging van de vestigingsplaats werd geleid en bestuurd;
  • de omstandigheid dat de vermogensbeheerovereenkomst van toepassing is gebleven, en
  • de omstandigheid dat na de benoeming van de trustbestuurders feitelijk geen wezenlijke bestuursbeslissingen zijn genomen dan wel handelingen zijn verricht door de formele directie.

Het in deze casus benoemde bestuur nam beslissingen die in het verlengde lagen van de door de aandeelhouder gemaakte beslissingen en waren daarom slechts van uitvoerende aard. De vermelde functies van de door het management met het trustkantoor omschreven werkzaamheden van de directie sluiten geen beleidsbepalende werkzaamheden in. Om deze redenen is de vestigingsplaats van de vennootschap in Nederland gebleven (HR 19  januari 2018, nr. 16/03321).